Dit is een artikel van Floor Bakhuys Roozeboom voor het RTL Weekend Magazine.
Samen naar de intocht kijken, zingen bij de kachel en ’s ochtends in alle vroegte kijken of er iets in je schoen zit: wie herinnert zich niet de verwachtingsvolle spanning die je als kind kon voelen als Sinterklaas weer in het land was? Veel ouders vinden het dan ook leuk om het plezier van het Sinterklaasfeest aan hun eigen kinderen door te geven. Zij zien Sinterklaas als een wonderlijk sprookje waar de allerkleinsten een paar jaar zorgeloos in mogen geloven. Van de meester of juf op school tot Diewertje Blok: iedereen samen in één vrolijk complot.
Toch zijn er ook ouders die ervoor kiezen het spelletje niet mee te spelen. Zij vertellen hun kinderen vanaf het begin dat die man met die baard niet echt bestaat. Want liegen is verkeerd en de ontdekking dat al die mooie jeugdherinneringen op een leugen gebaseerd zijn, zou kinderen maar een trauma bezorgen. Maar kan dat ‘leugentje van Sinterklaas’ nou werkelijk zoveel kwaad?
‘Nee hoor, zegt ervaren kinder- en opvoedcoach Tea Adema . Volgens Adema speelt het Sinterklaasverhaal zelfs een belangrijke rol in de ontwikkeling van jonge kinderen: ‘Het interessante van het geloof in Sinterklaas is dat het gelijk opgaat met het proces van opgroeien: van blind geloof, naar nieuwsgierigheid en van beginnende twijfel naar inzicht. Aan de manier waarop een kind in Sinterklaas gelooft, kun je heel mooi zien waar dat kind in z’n ontwikkeling zit.’
Een jong kind vertellen dat Sinterklaas niet bestaat, om hem een trauma te besparen, is volgens Adema dan ook helemaal niet nodig. ‘Sterker nog: je kunt het proberen, maar het zal je niet lukken. Heel jonge kinderen geloven nu eenmaal wat ze zien. Iedereen kent het verhaal van de juf die zich voor de klas omkleedt tot Sinterklaas. Ook al zien de kinderen de juf een nepbaard opdoen, na de verkleedpartij zien ze toch echt Sinterklaas voor de klas staan. Je kunt als ouders dus wel tegen jonge kinderen zeggen dat Sinterklaas niet bestaat, maar als ze hem vervolgens op school zien of op tv, bestaat hij toch.’
Met het ‘Sinterklaastrauma’ valt het volgens Adema dan ook wel mee. ‘Voor veruit de meeste kinderen komt de ontdekking dat Sinterklaas niet bestaat, helemaal niet als een schok, maar als de voltooiing van een natuurlijk en geleidelijk proces. Dat is nu juist het mooie: zo lang kinderen willen geloven, geloven ze. Pas als ze er zelf aan toe zijn om te twijfelen, zal het geloof gaan wankelen.’
Toch bang dat je kind een knauw oploopt door het leugentje van Sinterklaas? Met deze vier tips van Tea Adema kun je de kans op een ‘Sinterklaastrauma’ tot een minimum beperken:
1. Stel vragen
‘Komt je kind bij je met twijfels? Stel vragen: hoe denk jij dat die cadeautjes daar komen? Hoe denk jij dat het Sinterklaas lukt om op twee plekken tegelijk te zijn? Aan de antwoorden die je kind geeft, kun je zien waar het kind in z’n ontwikkeling zit. Wil je kind nog graag geloven? Dan zal het voor iedere twijfel een logische verklaring zoeken. Is je kind toe aan de volgende stap? Dan zal het langzaam beginnen conclusies te trekken.’
2. Lieg niet glashard
‘Als een kind oprechte twijfels uit over het Sinterklaasverhaal, ga dan niet glashard liegen om het verhaal nog een tijd in stand te kunnen houden. Laat de fase van het kind zelf leidend zijn in de zoektocht naar de waarheid.’
3. Maak de ontdekking tot iets positiefs
‘In de kleuterklas geloven vrijwel alle kinderen nog, in groep 3 en 4 komen de twijfels en in groep 5 gelooft vrijwel geen enkel kind meer. Mocht jouw kind in groep 5 als enige nog geloven, dan is het misschien tijd voor een gesprekje. Maar wat je ook doet: lach het kind niet uit omdat het zo lang is blijven geloven. Maak het ‘niet meer geloven’ tot iets positiefs. Benadruk dat het kind vanaf nu bij de grote kinderen hoort en mee mag helpen om de kleine kinderen een mooi Sinterklaasfeest te bezorgen. Zo markeert de ontdekking dat Sinterklaas niet bestaat ook een mooie mijlpaal in het groter groeien.’
4. En tot slot: laat ze lekker in de waan
‘Een sprookje in leven houden is echt iets anders dan liegen. Jonge kinderen geloven in sprookjes, maar echte leugens kunnen ze als baby al herkennen. Er is dus niets mis mee om kinderen in een tijdje in een vrolijk sprookje te laten geloven. Als ze ouder worden, krijgen ze heus nog genoeg realiteit voor hun kiezen. Laat kinderen dus rustig een tijdje opgaan in die droomwereld. Gun ze dat sprookje. Zo lang als het duurt.’
Lees ook: Stelende en liegende kinderen, wat moet je ermee?
Lees ook: Liegende kabouters
Lees ook: Leugentje om bestwil
Bekijk ook: Omgaan met boosheid
Bekijk ook: De beste redenen om grenzen te stellen
Kijk voor meer informatie over leren, kindercoachmaterialen, de opleiding tot kindercoach en opvoedcoach en nog veel meer op de website van Tea Adema
Helemaal mee eens. Mijn moeder heeft het verhaal geïntroduceerd met; ‘Heel erg lang geleden leefde er een echte Sinterklaas, maar dat is wel honderd jaar geleden en de meeste mensen worden niet zo oud.
De echte Sinterklaas is op een dag doodgegaan en toen was iedereen zo verdrietig dat ze zeiden; ‘Wij willen Sinterklaas bij ons houden, ik zal de nieuwe Sinterklaas zijn!’ Iedere stad wilde zijn eigen Sinterklaas en zo waren er ineens een heleboel hulpsinten, zodat iedereen nog van Sinterklaas en zijn vriendelijkheid en vrijgevigheid kon genieten.
Alleen zijn alle Sinterklazen die je nu ziet, hulpsinterklazen, want de echte Sinterklaas is heel lang geleden overleden. Maar het feest van Sinterklaas is er nog wel, zodat we hem kunnen eren en hem niet vergeten.’
Wat voor mij ook belangrijk was, was de duidelijkheid erna over de pakjes en het feest. Mijn moeder maakte de fout om te suggereren dat het feest na het geloven óók over zou zijn. Ik raakte in paniek.
Hierna maakte ze een tweede “fout”, door te zeggen; ‘We blijven het vieren, tot jij het niet meer wilt.’ Van die belofte heeft ze nu wel spijt denk ik.
Want ik ben nu 27, loop mee als Piet, heb een eigen pak en ieder jaar vieren we nog uitgebreid Sinterklaas.
Wat ik wel erg vind om te zien is dat sommige ouders het vertellen ‘om er vanaf te zijn.’
Als je het niet wilt, begin er dan niet aan. Ook ouders die het afdoen met; ‘hij bestaat niet.’ en weglopen en wachten tot het kind klaar is met gillen en huilen, dat is voor mij echt een nachtmerrie om over te horen. Hoe kun je dat zo achteloos doen? Dit moet je met aandacht en beleid vertellen.