Een stress meter is een optelsom van elkaar opvolgende gevoelens.
Een 1e hulpkaart kan als een lijst van alternatief gedrag worden gebruikt.
Deze meter kan overigens ook als boosheid meter worden gebruikt.
Het principe:
De gedachte achter deze meter is dat gevoelens een, meestal, langzame opbouw kennen.
Voor ieder mens is dit verschillend. Als je hier bewust over nadenkt en terugdenkt aan situaties in het verleden waarin je veel stress of boosheid hebt ervaren, kun je vaak precies aangeven waar je de gevarenzone nadert. Een uitbarsting volgt nu bijna automatisch.
De kunst is om de kaart om te draaien als er nog een terugkeer in gevoelens mogelijk is. Je kunt dan een beroep doen op je gedrags alternatieven:
Wat werkt voor jou of je kind het beste om weer jezelf te worden: rust, iets doen, hulp vragen of afleiding zoeken bij iets of iemand.
Vraag ook aan je dierbaren welke signalen zij op je stressmeter vinden thuishoren en bedank ze voor hun hulp.
Werkwijze:
Neem een groot vel papier en maak een schaalverdeling van 0 tot 10 van beneden naar boven.
Bij 0 is er sprake van geen stress of boosheid en bij 10 is de stress of boosheid maximaal.
Zet nu bij ieder cijfer wat er gebeurt als jij of je kind stress of boosheid voelt en hoe je dit weet.
Bijvoorbeeld bij 3 wordt je wat onrustig en loop je wat heen en weer.
Bij 5 merk je dat je begint te mopperen, bij 7 denk je steeds dat je je werk niet afkrijgt, begin je steeds meer hartkloppingen te krijgen en bij 10 voel je je supergestresst en kan je omgeving er ook niet meer om heen: je slaat volledig op tilt.
Bij het cijfer onder “het punt van no return” schrijf je: Draai het papier om.
Hier noteer je de ontsnappingsroutes.
Bijvoorbeeld: je vraagt hulp aan je moeder of collega. Je loopt eerst een blokje om of gaat stofzuigen. Je maakt een nieuw prioriteitenlijstje enz.
Dit is de 1e hulpkaart en mag (moet zelfs) zo uitgebreid mogelijk zijn.
Als je met je kind een stress of boosheid meter maakt, neem dan ruim de tijd om de meter en de eerste hulpkaart op te stellen en volg de opmerkingen van je kind.
Als hij pas bij 8 of 9 in de gevarenzone komt is dat helemaal oké.
En vooral: laat je kind de meter en de 1e hulpkaart versieren en mooi maken zodat het echt zijn beleving is en daarmee ook zijn eigen hulpmiddel.
In “moeilijke” tijden kan hier zijn motivatie voor gedragsverandering worden gehaald.
Het gaat om het principe.
En dan is het tijd voor oefenen, oefenen en oefenen…….. om te herkennen wat er bij jou of je kind gebeurt en hoe je stress of boosheid kunt omkeren en stoppen.
Of minstens zo belangrijk: Als je toch op tilt slaat hoe kun je de schade beperken en het later weer in orde maken.
Voor angst en alle andere gevoelens kun je een aparte meter maken.
Bekijk de kindercoachmaterialen.
Advies voor uw situatie krijgt u van de Praktijk voor Kindercoaching
Geef een reactie